Flexibilisering in het onderwijs: Meer keuzes voor scholen
Steeds meer scholen onderzoeken hoe ze hun onderwijs kunnen aanpassen aan uiteenlopende situaties en behoeften. Denk aan veranderende leerlingaantallen, het tekort aan leraren of plotselinge externe omstandigheden zoals een pandemie. Flexibel onderwijs biedt ruimte om in te spelen op deze ontwikkelingen.
Aanleiding voor vernieuwing
Hoewel externe factoren aanleiding kunnen zijn om het onderwijs anders in te richten, komt de wens tot flexibilisering vaak van binnenuit. Scholen willen het onderwijs beter laten aansluiten bij de leerling. Daarbij gaat het om het verhogen van motivatie, het terugdringen van kansenongelijkheid of het mogelijk maken van maatwerk. Zo is er een school waar leerlingen in hun voorlaatste jaar al examens afleggen in bepaalde vakken, waardoor ze meer tijd hebben voor vakken die meer aandacht vragen. Dit maakt verschil in motivatie en houding merkbaar.
Het onderzoek en het model
Samen met het Kohnstamm Instituut onderzocht Kennisnet hoe scholen invulling geven aan flexibel onderwijs. Hiervoor werden gesprekken gevoerd met schoolleiders en docenten van zeven verschillende scholen. Het resultaat is gebundeld in het model Dimensies flexibel organiseren van onderwijs.
De zeven dimensies
Het model beschrijft zeven keuzemogelijkheden – dimensies – waarop scholen hun onderwijs kunnen vormgeven. Elke dimensie geeft ruimte om te variëren tussen twee uitersten:
1. Leraargestuurd ↔ Leerlinggestuurd
In hoeverre bepaalt de leraar het leerproces, of ligt de regie juist bij de leerling?
2. Statische inhoud ↔ Adaptieve inhoud
Wordt het lesmateriaal vooraf bepaald, of sluit het aan bij de behoeften en het niveau van de leerling?
3. Binnen school ↔ Buiten school
Vindt leren uitsluitend binnen het schoolgebouw plaats, of ook op andere locaties of thuis?
4. Offline ↔ Online
Wordt het onderwijs alleen fysiek aangeboden of deels via digitale kanalen?
5. Vast rooster ↔ Flexibel rooster
Is het rooster voor iedereen gelijk, of hebben leerlingen invloed op hun planning?
6. Synchroon ↔ Asynchroon
Krijgt iedereen op hetzelfde moment les, of zijn er variaties mogelijk?
7. Homogene indeling ↔ Heterogene indeling
Wordt er per leerjaar gegroepeerd, of op basis van niveau of andere kenmerken?
Variëren binnen dimensies
Scholen hoeven niet volledig naar één kant van het spectrum te schuiven. Vaak wordt er bewust gekozen voor een mix. Bijvoorbeeld: een les start gezamenlijk (synchroon), waarna leerlingen uiteen gaan in groepen afhankelijk van hun leerbehoefte. Een docent vertelde dat hij na de gezamenlijke instructie leerlingen opdeelt in subgroepen, zodat hij gericht extra uitleg kan geven of een toets kan nabespreken.
Het model als hulpmiddel
Het model kan dienen als gespreksinstrument binnen schoolteams. Het helpt om vast te stellen waar de school nu staat, welke richting gewenst is en wat dit betekent voor de rest van de organisatie. Door per dimensie de huidige situatie in kaart te brengen, ontstaan er heldere gesprekken over mogelijke aanpassingen.
De vijf hoofdvragen
De zeven dimensies zijn gegroepeerd onder vijf centrale vragen:
- Waarom wordt het onderwijs aangepast?
- Wat verandert er inhoudelijk?
- Wanneer wordt geleerd?
- Waar vindt het leren plaats?
- Hoe wordt het georganiseerd?
Deze structuur maakt het makkelijker om overzicht te houden, afstemming te vinden binnen het team en keuzes bewust te maken.
Zelf aan de slag
Voor scholen die aan de slag willen met dit model zijn er een aantal concrete vragen om mee te starten:
- Hoe zijn de schuifjes nu ingesteld binnen jullie school?
- Sluit dat aan bij de wensen van het team?
- Waar zou verandering gewenst zijn?
- En welk doel willen jullie met die verandering bereiken?
Door deze vragen te bespreken ontstaat een helder beeld van de richting die de school op wil.